‘Ben je bij met huiswerk?’

Huiswerk controleren in de les kost tijd. Deze tijd besteed je als docent wellicht liever aan bijvoorbeeld het beantwoorden van vragen van leerlingen. Je kunt natuurlijk de leerlingen trainen hun schrift aan het begin van de les standaard open te laten leggen, opdat je vlug kan zien dat iedereen het heeft. Of dat je de leerlingen een planner op de tafel laat leggen gedurende de les waarop ze de gemaakte opgaven moeten afstrepen. Je kunt dan op de planner zien hoe ver ze zijn met de opgaven en wanneer je het nodig vindt steekproefsgewijs schriften inzien.

Een andere (vlotte) manier van peilen waar de klas is is door iedere leerling zijn hand op te laten steken. Het aantal vingers dat hij opsteekt geeft aan hoe ver de leerling is. In het voorbeeld hieronder op het bord geeft één vinger een grote achterstand aan en geeft vijf vingers aan dat de leerling bij is. De leerlingen die voor lopen kunnen een duim-omhoog gebaar maken.

De leerlingen waarvan ik vond dat zij te veel achterliepen heb ik individueel gesproken. Met ieder van hen heb ik afgesproken waar ze de volgende les zouden zijn. Leerlingen die de les erna het doel onvoldoende hadden gehaald werkten die middag na schooltijd verder aan de opgaven en kwamen naderhand laten zien tot hoe ver ze waren gekomen. Voor lessen waar we de leerlingen meer eigenaarschap over hun leerproces willen geven, lijkt dit een effectieve aanpak.

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *